Met zijn blote voeten loopt hij door het zand. In z’n rechterhand een plastic bekertje met rode wijn. Een dubbele anders blijf je halen. Het is net als altijd op welk kolere festival dan ook… dat klote bier zet geen zoden aan de dijk, aangelengd met water of wat voor smerig spul dan ook om die goede vijf procent of meer onderuit te halen. Het lopen door zand is best zwaar, maar de hitte is aangenaam. Lekker zweet dat een beetje zoetig ruikt. T. voelt zich goed… idiote mensen kijken die staan te dansen of met elkaar bekken. Af en toe mensen die duidelijk een pilletje te veel hebben genomen en languit in het zand liggen. Hij moet er niet aan denken: Zweet bedekt met zand… een pilletje zou ie wel lusten.
Bovenaan de duin bekijkt ie ‘t terrein beneden hem, een deinende mensenmassa die elk hun eigen wil hebben en van tent naar tent trekken… optredens van band tot band volgend en het zachte gras vernietigend. Over een paar jaar zullen ze zelf rottend eronder liggen. Dat is een geruststellende gedachte.
Na een kwartier, kennelijk in gedachte verzonken, ziet hij opeens een gast met een hondje… zo’n wit ding met veel haar voor z’n ogen. Dat past niet bij die kerel. Zelf groot en fors, een spijkerjack zonder mouwen eraan om z’n harige schouders gehangen… type neanderthaler.
Lachen!… Hoewel? Dat kleine hondje doet niet wat die reus wil. En voor T. beseft wat er gebeurd ziet hij het hondje een halve meter omhoog vliegen… “schopte die gozer ‘m nou?”
En voor die gedachte ten einde is, trekt die gozer aan de hondenriem en hangt de hond op voor een seconde of drie. T. neemt een aanloop en met een karatesprong trapt ie de gast in z’n rug… die valt voorover en terwijl hij neerkomt draait ie zich om kijkt T. recht in ’t gezicht. “Die kijkt niet blij.” Naast ‘m duiken opeens vier andere neanderthalers op. “Oeps!”
De benen beginnen te verzuren, de hitte is nu zo lekker niet meer… Snel, snel… snel, snel… schnellllll!!! Voor T. kan bedenken wat ie moet doen duikt hij een willekeurige tent in… en die heeft maar een uitgang… de apen zitten hem op de hielen. En “godver, ze hebben knuppels, waar halen ze die nou weer vandaan?” Hij struikelt en op de grond kijkt hij waar die klootzakken zijn. Hij voelt iets warms in zijn buik en ziet een knuppel op z’n gezicht af komen. Het laatste wat hij kan denken, is: "Het is weer het weer niet!"
donderdag 16 oktober 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten