donderdag 23 oktober 2008

een god in frankrijk

Ik vond laatst een foto in mijn hoofd. Een jonge griekse god met een roodgebruinde huid. Gestrekte armen boven een vuur. De ogen verwilderd blij, bezeten haast. En een ontzettend lelijke blauwe gebloemde korte broek. De vlammen trotserend met de borst, alsof de brand opgezogen moet worden om met kracht de wereld te veroveren… de liefde te pakken, pijlen te sturen naar de liefde die buiten beeld valt.

Donkerbruin haar en de ogen licht in een loens gelegen. De lippen rood doorbloed, vol en fijn. Ze praten met me. De ogen kijken me aan terwijl ze met haar mond iets tegen me wil zeggen. Na al de jaren in frankrijk ben ik niet verder gekomen dan tot twintig te tellen of een stokbrood bestellen. Wat meestal mislukt als ik het brood niet gewoon aanwijs. Maar zij… ik versta haar. Wat ze ook verteld ik zuig het op en denk te weten wat ze allemaal verteld.

Ze knielt voor me en zegt iets. Ik knik ja en ik lig half op mijn ellebogen te steunen terwijl zij de zonnebrand pakt en mijn voeten begint te strelen en mijn kuiten… m’n knieën… knieholtes en langzaam ook m’n dijen. Steeds verder omhoog waarbij ze me aankijkt…naar me staart.

“s Avonds is er een feest op de camping. En omdat er totaal niks anders te doen is, gaan we er naar toe. Ik schreeuw het uit bij een bekend nummer van REM en samen met m’n vrienden dansen we. Rare bewegingen maken, heerlijk los.

Bezweet kronkel ik tussen de campingfeestgangers door op weg naar de wc. Het tl-licht doet pijn in mijn ogen. Maar daar is ze… ja fijn. De mooie lieve rode lippen zoenen een blonde jongen. Je nést pas moi. Ontgoocheld ren ik naar mijn tent en draai een biertje open. Heb ik iets verkeerds gevoeld, verkeerd ingeschat, iets verkeerd gedacht, iets verkeerd… iets verkeerd…

De volgende ochtend trekken we weer naar het strand, iedereen ligt daar. Zij ligt naast hem. En ze frummelen aan elkaar. Na een uur of vier voel ik me zo rot dat ik besluit mezelf van kant te maken. Ik loop het water in en ik wil niet meer boven komen. Zo ver als ik kan loop ik door. Aan de overkant gekomen barst ik in huilen uit. Ik houd me vast aan de rotsen en het glibberige rivierwier.

Geen opmerkingen: