dinsdag 16 december 2008

warmte

Ik heb het koud. Buiten is het een graad of twee. Binnen heb ik besloten om het wat tropischer te maken. De kachel niet zoals gebruikelijk op de kou van 19,5* ingesteld, maar op een heerlijke dertig*. Ik wil even niet denken aan het milieu of de droge huid die ik krijg. Ik wil de hitte voelen als een lekkere warme deken over me heen… Er is nog acht graden te gaan.

Ik mis de tropen. In een hotel waarin ik met een glas wijn of een halfkoud biertje op een balkon zit met alleen mijn onderbroek aan en een boek op m’n schoot. Achter me, op het dak van het gedeelte van de keuken van het hotel, lopen dan de apen met drie of vier te gelijk en de moederaap heeft een babyaap aan haar nek hangen.

Maar nee… Met nog zes graden te gaan zit ik in m’n t-shirt te kijken naar het scherm van mijn pc. Een docu waarin de schrijver met open blouse en ijskoud biertje, zijn zwartgallige visie op vrouwen, de natuur, drugs, de mens en al hun tekortkomingen en de drank die alles tot leven wekt, blootlegt. Ik word wat enthousiaster. Maar vooral doordat ik weer word meegetrokken in een wereld van warmte en drank.

Als ik dan zo langzaamaan word meegezogen in de warmtedeken, moet ik opeens denken aan een incident uit m’n jeugd. De tijd dat ik nog sportte (althans fanatiek) Ik ben eens op judokamp geweest.
Op de kamers in papendal, waar je met zo’n acht man op een kamer sliep, had je douches… Maar je mocht er niet douchen. En toen ik, verlangend naar een hete douche, bedacht dat we dan een sauna konden maken door alleen de warme kraan open te draaien, liep dat plan iets anders dan gepland. De gehele kamer was gehuld in de stoom van de douche en hier en daar bleken er gaten te ontstaan in de muren. Geen idee waarom, maar alles leek wel lek.Uiteraard was er een straf. Mijn argument dat we niet letterlijk hadden gedoucht, maar alleen de kraan hadden open gezet, werd niet serieus genomen.

Met nog zo’n drie graden te gaan begin ik eindelijk wat rozig te worden. Het koude biertje smaakt goed. De sigaret brandt vrolijk. En de ontspanning in mijn lichaam begint te komen. Niet meer die stramheid die de kou je geeft. Helaas is dit maar tijdelijk. Het zal zo tijd worden om de ramen open te doen en de frisse lucht weer een kans te geven… de longen te ontlasten en de hersenen de zuurstof te gunnen die zo hard nodig is. Ik denk niet dat ik de 30* haal.

12 jaar oud en ik wordt gewekt rond een uur of twee ’s nachts. Iedereen die om welke reden dan ook straf verdient, wordt uit zijn of haar bed gelicht… straftraining. Aangezien de sporthal niet open is, wordt er een alternatief bedacht. Een parcours van een km wordt uitgezet en iedereen moet lopen. Om de minuut wordt er een order geschreeuwd: “KIKKER, spring als een KIKKER”, “op de BUIK en SLUIP over de grond” of “loop op z’n hondjes”, wat wil zeggen op handen en knieën.

Ik zelf prijs me gelukkig dat ik een nachtbraker ben. Ik heb m’n kleding en schoenen nog aan. Er lopen wat gasten rond in enkel een pyjamabroek. Als ik na een uurtje of drie terug op de kamer zit, zie ik de schade bij een maat van me: Gescheurde teennagels en met stront besmeurde hielen, tenen, knieën, handen en zelfs op de neus…

Zonder het te merken is het 30* in mijn huis geworden. Ik voel me goed, maar mijn armen en benen slapen zo erg dat ik even een minuutje of vijf nodig heb om ze weer in beweging te zetten. Ik neem me voor nog een biertje te nemen, lekker koud en dan hopen op een mooie droom.

dinsdag 9 december 2008

Gepokt, gemazeld en geschubd

Het gaat goed de laatste tijd. Ik weet mijn gedachten te verstrooien, mijn lichaam in beweging te zetten en helder na te denken over het hoe en waarom dingen zijn. Altijd moet ik denken aan de filosoof Schopenhauer en zijn eerste stuk over de wil. Niet dat ik dat ooit heb gelezen heb. Ik heb het wel een paar maal geprobeerd, maar laten we eerlijk zijn: filosofisch denken, is wat anders dan over die gedachten lezen, laat staan begrijpen. Wie heeft nou de ethica van Aristoteles gelezen. Wat een onzin… denk ik.

Maar goed de ‘de macht des willes’, een geinig boekje over wat we willen en wat we kunnen. En wat ik begrijp uit de samenvatting van een alinea of twee, is dat we wel een wil hebben, maar dat we niet kunnen doen wat we willen. Elke vlieg die we tegenkomen is van invloed op wat je kan en wat je wil. Of om het duidelijk te maken: Je wil elke vrouw besteigen die je tegen komt, maar je lul krijgt niet het bloed waarvan je vind dat het recht op heeft.

Zo ondervind ik het ook de laatste tijd. Niet dat ik elke vrouw wil besteigen… (je moet wel schiften), maar ik word beperkt door een nieuw fenomeen in m’n lichaam. Ik heb alle kinderziektes gehad en alles (letterlijk) overleefd, maar nu heeft een fijne huidziekte zich genesteld in mijn armen en benen. Een plek of tien op elke arm en been, die het midden houdt tussen psoriasis en lekkere 2de graad’s brandwonden. Net als de waterpokken in mijn jeugd jeukt het zo, dat het echt pijn doet. Denk dan aan een diepe wond die continu besprenkeld wordt door jodium.

De zalf van de dokter maakt ’t niet bepaald beter. Als iemand een idee heeft over hoe een brandwond eruit ziet. Die weet wat ik bedoel. Ovale plekken en zo diep de huid ingedrongen dat je de witte uiteinden van de adertjes ziet liggen en geen huid te bekennen. Ik weet dat het geen psoriasis is, want daar heb ik plaatselijk ook last van en dat jeukt (bij mij) niet zo erg als deze plekken.

Maar goed om dit verhaal even af te maken. Als je geestelijk best aardig in je vel zit betekend dat nog niet dat het lichaam zich ook zo voelt. Wie weet is het wel een geinige variant van malaria opgedaan in een Aziatisch land. Want de laatste keer ben ik domweg mijn Malarone-pillen vergeten mee te nemen. Niet bepaald verstandig in een tropisch gebied. Maar ook dit zal wel overgaan en kan ik lachen om de nieuw verworven littekens die al talrijk mijn lichaam versieren. Je moet gewoon niet alles willen.