Ik weet niet meer hoe oud ik was… 15, 16 misschien wel al 17 jaar. En ik weet niet meer of ik al die fijne zelfmedicatie gebruikte… alcohol, weed en misschien zelfs af en toe wat sterkers. Waarschijnlijk wel… Het enige dat ik weet, is dat het gevoel van desolatie, achterlijkheid en wat voor rare, nare gevoelens dan ook, door m’n lijf gierde. “Wie niet” dacht ik. Aan de andere kant, had ik de onzekerheid altijd al gekend.
De eerste keer die ik me nu herinner is op de lage school. Ik zat in een gedeelde klas 5/6 en de zesde klas mocht zo’n idiote test doen om te bekijken hoe en of je wel intelligent was. Ik denk dat ik zenuwachtiger was dan die gasten uit het zesde bij de uitslag. Ik bleef me maar afvragen of ik de HAVO of MAVO überhaupt wel kon halen of ik zo’n test zou kunnen halen. Met andere woorden ik was toen al enigszins weggezakt in zo’n vage negativiteit. Twijfel bij alles.
Zo’n vijf jaar later was ik al een stuk “gegroeid”. M’n depressie had zulke rare vormen aangenomen dat ik in een aantal buien mezelf van een stenen trap op school afstortte en dan luchtig weer overeind stapte, m’n tas pakte en naar het volgende lokaal rende. Elke keer dat ik een verkeerd woord hoorde of uitsprak, bleven de woorden en die situaties door het hoofd spoken. Zo erg dat ik zo nu en dan thuis de muur probeerde te bewerken met m’n voorhoofd en dat er van slapen weinig kwam… Niet in het minst van de hoofdpijn.
In deze tijd, en er zijn nog veel leuke anekdotes te vertellen, steeg bij mij het idee naar boven dat het maar is een keertje over moest zijn. Ik begon langzaamaan te denken aan het hoe ik ervan af moest komen. Uiteindelijk bedacht ik dat de polsen doorsnijden het meest geschikt zou zijn.
Na een half jaar tobben over een goed tijdstip, dan moet je denken aan: Wanneer word je gevonden, hoeveel tijd het bloeden kost en in mijn geval, hoe netjes kan ik overkomen., was de tijd rijp. Ik had de volgende ochtend de eerste twee uur vrij dus kon niet al vroeg gewekt worden. Ik had keurig mooie nieuwe scheermesjes genomen en “besloot”vroeg naar bed te gaan. Het snijden deed pijn, maar de opluchting die het met zich mee bracht was vele malen sterker. Na een grote duizeling en het zwart voor m’n ogen kroop ik naar m’n bed. Voor zover dat kon.
Helaas had ik niet rekening gehouden met de lakens (ze absorbeerde het bloed te goed) en werd ik door een wat hysterische moeder gewekt. Toen besefte ik dat ik dit zelfs niet kon. Je kan niet alles hebben. Tot op vandaag de dag draag ik de littekens niet als een stigmata. Ze zijn er als het vallen van de trap, Een dommigheid die me duidelijk maakt, wat het is om weer op te staan.
Die ochtend bracht ik zelf wat bandages aan en zorgde voor een mooie blouse met lange mouwen. Mijn vader die door mijn moeder uit zijn werk was gehaald, vroeg ik om weer gewoon aan het werk te gaan. Er was immers niets ernstigs te regelen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten