woensdag 12 november 2008

scheurtje

Afgelopen donderdag was het sinds een lange tijd weer eens benauwd in m’n kop. Een vriend van me had het idee geopperd tweedehands kleding te halen bij zo’n mooie christelijke organisatie. Nee het was niet het leger. Deze organisatie heeft een protestantse inslag. Kies zelf maar wat erger is. Wel nobel werk toch, de armen helpen?

Als ik de auto uitstap, steek ik gelijk een sigaret op. Een bijna volmaakte handeling geoefend door de jaren heen. We lopen stevig door, omdat we vroeg bij de deur willen staan. Daar aangekomen zijn we de enigen. Geen spoor van andere behoeftigen. Het feit dat we op de goede plaats zijn is wel te zien aan de auto’s… een mooi gestileerde vis op de achterbak gestickerd. Na tien minuten komen ook andere mensen bij ons staan… het zijn veelal Polen, Turken en Afrikaanse mensen.

Het is nu tien over twee en de groep wachtenden is uitgegroeid tot zo’n vijftig man. De vissen zijn te laat. Als dan de deur open gaat, stapt een baardige man naar buiten met een rieten mandje met papiertjes er in gelegen. Snel begint iedereen zich naar de man toe te douwen en probeert een papiertje te pakken. Nummertjes... Als iedereen een nummertje heeft, begint de man een verhaaltje af te steken: “We zijn een organisatie die mensen helpen die het niet zo breed hebben. De nummers zijn in willekeurig volgorde, zodat iedereen die hier naar toe komt gelijke kansen heeft. De man die ongewild geen werk heeft en hier op tijd kan zijn, tot de alleenstaande moeder die net haar kinderen hollend heeft weggebracht naar school en hier niet op tijd kan zijn om vooraan te staan.” We begrijpen het.

Ik mag met de eerste groep mee naar binnen. Binnen gekomen zijn alle mensen als sprinkhanen bezig de akker leeg te vreten. Ik zie een geinig zwart truitje en ik hou m voor m’n bast, maatje s… voor vrouwen. Ik hou van een bloot buikje, maar ik denk niet dat de mensen zitten te wachten op mijn kolossale harige gorillabuik. Een vrouwelijke vis komt naar me toe en wijst me de weg naar de mannenafdeling. Een paadje van pakweg 50 centimeter breed en drie meter lang. De mannen hebben vuilniszakken in hun linkerhand en pakken schijnbaar lukraak een trui of broek en proppen die in de zak. Verschillende truien liggen op de grond en ik probeer ze netjes op te pakken, maar ik blijf steken tussen een Pool en een Turk en een Afrikaan wurmt zich er ook bij… hij heeft iets moois gezien aan de andere kant van het pad.

Ik kan geen kant op en opeens begin ik te zweten… de mannelijk vis blijft maar door de microfoon de goedheid van de organisatie prijzen en of we niet vergeten eventueel een donatie te doen. Zijn praatje wordt een gezoem in mijn oren. Ik denk en ik denk en ik weet niet wat, m’n oksels en borst en voorhoofd drijfnat… ik kan nergens heen… weg… weg… De Afrikaan is er door en er ontstaat ruimte… ja ik kan weg… weg. Ik scheur me los van de mensen en loop of waggel eigenlijk de deur uit. Buiten is de lucht en ik adem diep en hoest me kapot… lekker frisse lucht… vrij.

1 opmerking:

begt zei

daar zakt nou mn broek van af, Tkorsel, Held op sokken!